qibtii 7

04-11-2012 13:26

Oefening 37

Oefening 38

Oefening 39

Ik ga lopend naar mijn werk.
Ik ga morgen met mijn vader naar Amsterdam
Ik ga na de les naar huis.
Ik ga naar Nederland.
Ik ga nog even mijn tanden poetsen.
Ik ga straks naar school
Ik gedraag mij niet goed als ik dronken ben.
Ik geef dit boek aan jou
Ik had gisteren mijn boek vergeten
Ik had hem dat advies nooit moeten geven.

Ik had in Lima gewoond.
Ik had niet zo laat naar bed moeten gaan.
Ik heb daar helemaal geen zin in.
Ik heb de auto daarachter geparkeerd.
Ik heb een kat gehad toen ik kind was.
Ik heb een mooi weiland en vele dieren gezien.
Ik heb een mooie foto van mijn vriend
Ik heb een nieuwe fiets en een oude
Ik heb een poes als huisdier
Ik heb geen kleingeld bij me.

Ik heb geen tijd voor grapjes
Ik heb geen trek in limonade
Ik heb gehoord dat het volgende week mooi weer wordt.
Ik heb genoeg van school
Ik heb haar eergisteren nog gezien.
Ik heb in Lima gewoond.
Ik heb mij door vrienden laten verleiden tot gokken
Ik heb mijn bloemen uit de tuin verkocht.
Ik heb niets bijzonders bij me.
Ik heb nooit geld bij me.

 

Oefening 40

Oefening 41

Oefening 42

Ik heb nu echt geen tijd voor je.
Ik heb om kwart over elf een afspraak met meneer Jansen.
Ik heb straks een afspraak.
Ik heb trek in een loempia
Ik heb twee koffers.
Ik heb vandaag in het park gelopen.
Ik heb vannacht slecht geslapen.
Ik hoop niet dat het straks gaat regenen.
Ik hoop niet dat het zo blijft
Ik hoop op een goed cijfer

Ik hoor de wekker niet tikken
Ik hou hem in de gaten
Ik hou mijn zusje in de gaten
Ik hou mijn zusje in de gaten
Ik hou van deze muziek, ik vraag deze plaat aan.
Ik hou van jou.
Ik hou van spelletjes spelen op de computer
Ik kan al wat Nederlands lezen
Ik kan een beetje Nederlands schrijven
Ik kom gelukkig nooit te laat op mijn werk.

Ik kom zo snel mogelijk
Ik leer Nederlands voor mijn plezier
Ik liep je de hele dag te bellen.
Ik logeer bij mijn oma
Ik logeer bij mijn oma
Ik loop de hele dag aan jou te denken.
Ik lust wel een wijntje
Ik maak me zorgen over haar
Ik moet een nieuwe bril.
Ik moet nog even boodschappen doen.