Ik heb nu echt geen tijd voor je.
Ik heb om kwart over elf een afspraak met meneer Jansen.
Ik heb straks een afspraak.
Ik heb trek in een loempia
Ik heb twee koffers.
Ik heb vandaag in het park gelopen.
Ik heb vannacht slecht geslapen.
Ik hoop niet dat het straks gaat regenen.
Ik hoop niet dat het zo blijft
Ik hoop op een goed cijfer
|
Ik hoor de wekker niet tikken
Ik hou hem in de gaten
Ik hou mijn zusje in de gaten
Ik hou mijn zusje in de gaten
Ik hou van deze muziek, ik vraag deze plaat aan.
Ik hou van jou.
Ik hou van spelletjes spelen op de computer
Ik kan al wat Nederlands lezen
Ik kan een beetje Nederlands schrijven
Ik kom gelukkig nooit te laat op mijn werk.
|
Ik kom zo snel mogelijk
Ik leer Nederlands voor mijn plezier
Ik liep je de hele dag te bellen.
Ik logeer bij mijn oma
Ik logeer bij mijn oma
Ik loop de hele dag aan jou te denken.
Ik lust wel een wijntje
Ik maak me zorgen over haar
Ik moet een nieuwe bril.
Ik moet nog even boodschappen doen.
|