qiibti 1

04-11-2012 13:36

Oefening 1

Oefening 2

Oefening 3

Aan het eind van de maand is mijn geld altijd op.
Achter de wolken schijnt de zon.
Achter deze zin komt een punt.
Aisha wast haar baby.
Ali mag met zijn vader mee naar Schiphol.
Ali viel in slaap, hij was erg moe.
Alle wegen leiden naar Rome.
Als iets ingewikkeld is dan is het moeilijk
Als ik ga winkelen koop ik vaak schoenen.
Als ik op reis ga neem ik mijn koffer mee

Als je iets niet weet dan moet je het vragen
Als je niet opschiet zul je te laat zijn.
Als kind wilde ik altijd naar het strand gaan.
Als ze tenminste op tijd zijn.
Amerika voetbalt vanavond tegen Marokko
Anders nog iets ?
Bemoei je er niet mee.
Bemoei je met je eigen zaken!
Ben je bang voor die grote hond?
Ben je getrouwd?

Beter een half ei dan een lege dop.
Bij dat ongeluk is hij aan de dood ontsnapt
Bij de gemeente kun je je paspoort ophalen
Bij de supermarkt kan je van alles krijgen.
Bij uitzondering hebben we vandaag geen huiswerk
Binnen een uur waren we klaar met de repetitie
Blijf op je plaats zitten
Chinees is moeilijker dan Nederlands
Daar heb ik nog nooit van gehoord.
Daar heeft u gelijk in

 

Oefening 4

Oefening 5

Oefening 6

Daar kopen we vis en vlees
Daar krijg je betere kwaliteit en tegen een goede prijs
Daar kun je naar fluiten.
Daar was een hoge heg tussen mijn huis en de tuin.
Dan hoort hij de stem van zijn vriend achter zich.
Dat doet de deur dicht!
Dat gaat per ongeluk
Dat grapje loopt uit de hand
Dat is een mooi verhaal.
Dat is heel wat sneller dan met de auto

Dat is in orde
Dat is niet goed geregeld.
Dat is toch niet mijn probleem.
Dat kan bij het loket of bij de automaat
Dat kan iedereen wel zeggen.
Dat kan wel kloppen.
Dat komt goed uit
Dat komt voor elkaar
Dat kun je op je vingers natellen.
Dat potlood is van hem

Dat schilderij herinnert mij aan vroeger.
Dat stond in de krant van gisteren.
Dat was een pijnlijke vergissing!
De aardappels zijn op!
De Amerikanen reizen naar de planeten
De appels zijn hard, ze zijn nog niet rijp.
De bananen kosten 50 cent per stuk
De bel gaat om acht uur
De bloemetjes buiten zetten.
De buren hebben een mooie auto.