qiibti 4

04-11-2012 13:30

Oefening 19

Oefening 20

Oefening 21

Gezelligheid kent geen tijd.
Gister regende het.
Gisteren mocht de boer zijn heg niet snoeien.
Haar lievelingskleur is donkerblauw
Haar vader heeft al 25 jaar hetzelfde beroep
Haar vader is boos op de kinderen
Hallo! Hoe gaat het met je ?
Han wordt dokter in India
Hassan komt uit marokko
Heb je een pen bij je?

Heb je het al gehoord ?
Heb je je tong verloren?
Heb je pillen tegen misselijkheid?
Heb je veel geld over ?
Heb jij dat gebouw zien afbranden?
Heb jij mijn tas ergens zien staan ?
Heb jij ook zo’n trek in een ijsje ?
Heb jij toevallig geld bij je ?
Hebben is hebben, krijgen is de kunst.
Hebben jullie mijn sleutels gezien ?

Heeft u terug van vijftig ?
Heeft u terug van vijftig euro?
Hein haalt suiker en snoepjes bij de supermarkt.
Hein haalt suiker en snoepjes in de supermarkt
Henk zit steeds naar Tineke te gluren
Het boek gaat over een reus
Het boek is nog niet uit.
Het energiebedrijf betaal ik per twee maanden
Het ergste is nu achter de rug
Het eten was verrukkelijk.

 

Oefening 22

Oefening 23

Oefening 24

Het fietsenhok is achter de school
Het gebeurde tien jaar geleden.
Het geld komt op de rekening van het bedrijf
Het geld ligt op tafel.
Het hagelde verleden winter.
Het heeft vandaag hard geregend
Het ijs is gebroken.
Het is erg belangrijk om Nederlands te leren
Het is erg koud in de winter
Het is hier benauwd.

Het is maar hoe je het bekijkt
Het is maar hoe je het bekijkt.
Het is niet helemaal gegaan zoals we (het?) verwacht hadden.
Het is niet helemaal gegaan zoals we bedoeld hadden.
Het is niet helemaal gegaan zoals we verwacht hadden.
Het is niet waar wat je zegt!
Het is opgehouden met regenen
Het kind kwam onder een auto
Het kind ligt op de grond te tekenen
Het kind ontmoette zijn vriendje bij de beek.

Het kind zuigt de limonade door een rietje
Het meisje leeft gescheiden van haar ouders
Het meisje was trots op haar nieuwe schoenen
Het moet in december klaar zijn.
het moet in januari klaar zijn
Het paard achter de wagen spannen.
Het paard rende op het gras.
Het pakje is zwaar, het weegt 5 kilo.
Het schilderij hangt aan de muur
Het schilderij hangt in een museum.